Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [74]Boven het geween van Jaezer zal Ik u bewenen, gij wijnstok van Sibma! uw [75]wijnranken zijn over zee gegaan, zij hebben gereikt tot aan Jaezers zee; [maar] de [76]verstoorder is gevallen op uw zomervruchten en op uw wijnoogst; 74. Dat is, nog meer dan Jesaja geweend heeft over Jaezer. Zie Jes.16:9. Anders, uit, of met het geween van Jaezer; dat is gelijk Jesaja gedaan heeft, ik zal mijn geween uit het zijne nemen, mij nevens hem daarin voegen, enz. 75. Of, jonge scheuten, loten, planten, gelijk men met edele wijnstokken pleegt te doen; aldus spreekt de profeet omdat in den omtrek der stad Sibma veel schone wijngaarden waren, en niet ver vandaar lag Jaezer aan de beek Arnon, die vandaar voortliep door de zee, dat is het meer, van Jaezer, tussen Jaezer en Aroer. En over dit meer in het noordoosten stellen sommigen ook vele wijnbergen, welker planten van Sibma derwaarts mogen overgebracht zijn, of anderszins het land uitgevoerd. 76. De Babylonier.